Figuurtekenen informatie

Mensfiguur


De praktijk van model tekenen begint met het kennismaken van het menselijk lichaam. Bij een staande stand kijk je eerst naar het evenwicht, om te voorkomen dat het figuur op papier omvalt. Het gebruik van de loodlijn is hierbij erg belangrijk.

Verhoudingen

Een figuur kun je indelen i  8 gelijke stukken:
1 hoofd
2 schouder - borst
3 borst - taille
4 heupen
5 kruis - bovenbeen
6 bovenbeen - knie
7 onderbeen
8 enkel + voeten

Het figuur hiernaast laat goed zien dat het kruis zich op de helft van het lichaam bevindt. De afstand van hand tot hand bij gestrekte armen is ongeveer gelijk als van top tot teen. 
Het figuur staat op beide benen, het zwaartepunt ligt in het midden. Dit kun je aangeven door de zogenaamde loodlijn.
Als het figuur op een been rust, noem je dat het standbeen. Het zwaartepunt rust op dat been en de loodlijn loopt langs dat standbeen. Het andere been noem je het speelbeen, hierop rust geen kracht. Onderstaande illustratie laat een ontspannen houding zien. Hierin kun je goed zien hoe de heup omhoog gaat bij het standbeen en zakt bij het speelbeen. Zo ook de hoogte van de knieƫn. De schouders werken dan precies andersom: laag boven de hoge heup en hoog bij de lage heup.
 
Als je begint met schetsen bepaal je eerst waar bovenaan het papier de schouders komen. Laat voldoende ruimte over voor het tekenen van het hoofd. Kijk hoe de schouderlijn zit en teken een dunne lijn. Plaats daarna onderaan het papier een lijn waar je de voeten wilt hebben. Verdeel het geheel van top tot teen in 8 gelijke stukken. Schets dan dun de eerste modellijnen. Breng voorzichtig wat toon aan en werk de lijnen uit. Bij elke houding die het model aanneemt, bekijk je eerst goed waar de grote lijnen lopen. Die zet je eerst dun op papier. Dan de verbindingslijnen en vervolgens schets je dun de vormen.