Portret in het licht van de kunstgeschiedenis: Impressionisme (4)


Impressionisme: breuk met het verleden

Salon de Paris rond 1850

Met de Romantiek start eigenlijk de moderne tijd. Een tijd waarin subjectiviteit en steeds grotere rol gaat spelen en kunstenaars zich steeds minder conformeren aan bestaande regels. Zo ontstaat er een breuk in de traditie. Veel kunstenaars gaan experimenteren en volgen de weg van hun hart met als gevolg dat de smaak van de kunstenaar niet altijd overeenstemt met die van het publiek. Hierdoor ontstaat in de loop van de 19e eeuw en kloof tussen de geslaagde kunstenaars (zij die zich conformeren aan de traditie en de smaak van het publiek) en de moderne kunstenaars (zij die hun eigen weg gaan en vaak pas na hun dood enge herkenning krijgen). Doordat de meeste werken van deze moderne kunstenaars op de officiële Salon werden geweigerd, ontstond er behoefte aan een andere manier om hun kunstwerken bekendheid te geven. Er waren kunstenaars die zelf exposities organiseerden, er ontstonden alternatieve salons: de kunsthandels en galeries dienden zich aan.
Het begin van de moderne kunst wordt meestal opgehangen aan mannelijke kunstenaars, die als vaders van de moderne kunst worden gezien. In de schilderkunst wordt Edouard Manet 1832-1883 neergezet als de grote vernieuwers omdat hij een brug wist te slaan tussen traditie en vernieuwing. Bovendien maakte hij in zijn latere werk gebruik van de impressionistische schilderstijl, al wenste hij geen impressionist te worden genoemd. De term impressionisme is ontstaan in 1874, toen een groep kunstenaars uit onvrede met het feit dat hun werk amper werd toegelaten op de officiële salon, een eigen tentoonstelling organiseerde. De titel van het schilderij 'Impression, soleillevant' van Claude Monet was de aanleiding om deze groep kunstenaars voortaan aan te duiden als impressionisten.


Impressionisme

In de 19e eeuw kwam er stilaan dus verzet tegen de academische regels. Belangrijke voorlopers waren Berthe Morrisot(!) en Manet. Men zag geen nut meer in discussies over de Grieken en Romeinen. De omstandigheden in het atelier werden kunstmatig geacht en tonen niet meer de werkelijkheid. In het zonlicht en buiten zijn tegenstellingen juist bruusk. Alles werd in rasse streken geschilderd: het totale effect is belangrijker dan het detail. De hele wereld bood geschikte onderwerpen: dans, muziek en ontspanning. De impressionisten wensten hun eigen optimistische gevoel op het doek vast te leggen.


Het impressionisme is een kunststroming die rond 1860 opkwam in Frankrijk en zich kenmerkte door het weergeven van de werkelijkheid op een doek, zoals de schilder die op dat moment ervoer. Belangrijke schilders zijn Cézanne, Monet en Renoir. Het ging dus niet zozeer om de perfect realistische weergave van wat de kunstenaar zag, maar meer om het vangen van het licht op dat specifieke moment.

Het was tevens een reactie op de heersende Academische opvattingen over vorm en de realistische weergave van de onderwerpen. De impressionisten zetten zich af tegen de grazieuze houdingen, vloeiende lijnen en de verheven onderwerpen. Bij de Impressionisten kwam de nadruk te liggen op buitentaferelen met zon, licht en lucht. Het beeld als moment opname zoals de schilder die zag, op dat moment.

Claude Monet Hooibergen geschilderd op verschillende momenten 1880-1882

Hiermee braken de impressionisten met de traditie van de schilderkunst zoals die al eeuwen beoefend werd. Realisme was altijd zeer belangrijk voor kunstenaars, zowel in het maken van landschappen als portretten. Het impressionisme gooide dit grondbeginsel voor het eerst overboord en legde hiermee de grondslag voor latere kunststromingen die nog veel abstracter omgingen met de werkelijkheid. Door de beschikbaarheid van olieverftubes werd het mogelijk om buiten te schilderen. Dit heet ’en plein air’. De impressionisten hadden geen eigen kleurentheorie en schreven maar weinig over hun techniek. Door verf in grove streken op het doek te zetten in de kleuren van het licht van het moment dat de schilder een bepaald tafereel aanschouwde, werd een impressie gegeven van de ervaring van de kunstenaar.



Oog-hand coördinatie

Berthe Morrisot Zelfportret 1882
Deze oefeningen zijn bedoeld om de coördinatie tussen de ogen en de handen te coördineren, de handen leren te volgen wat de ogen zien. Doe deze oefeningen langzaam en gedetailleerd. De bedoeling is dat je zonder op het papier te kijken, de hand gelijk te laten bewegen met de ogen. Het krijt, potlood of kwast volgt op papier de lijn die de ogen zien. Het gaat niet om verhouding of gelijkenis, dit is niet het doel. Het gaat om de invloed die de oefeningen hebben op het kijken en op de vaardigheid van de hand.  

Omtreklijn.

Neem een model, afbeelding of persoon op afstand. Kies een punt op de omtreklijn van het hoofd en zet op dezelfde plaats de potlood op het papier. Volg nu de omtreklijn van het hoofd langzaam met de ogen en volg met de hand de lijn die je ziet, zonder het potlood van het papier te nemen. Blijf kijken naar het model en kijk niet op het papier. Zo beschrijf je al tekenend alles wat de ogen tegen komen. Maak een schets op een groot vel. Na een paar oefeningen is het interessant om een aantal schetsen vanuit verschillende gezichtspunten op een groot vel te maken. 
De omtreklijn geeft de begrenzing aan tussen hoofd en achtergrond. Deze lijn geeft niet aan welke volumes of ruimtelijke vormen er binnen die begrenzing zijn. de omtreklijn  beschrijft een platte, tweedimensionale vorm.

Blinde contourtekening

Het blind-contourtekenen is bedoeld om juist de ruimtelijke vormen te leren zien. De driedimensionale vormen met hoger en lager liggende delen, de holle en bolle vormen in de ruimte, dit vormt het portret meer dan alleen de lijnen. Deze ruimtelijke vormen zijn: de neus, kin en mond, voorhoofd, wangen en oogholtes. Ook bij deze oefening is het de bedoeling dat je niet op het papier kijkt, maar met het tekenmateriaal de lijnen en vormen tekent die je ogen binnen het hoofd zien. Werk langzaam en geconcentreerd. Kijken en tekenen moeten een worden.
Neem een beginpunt en volg met de ogen de contourlijnen binnen het gezicht. Laat de hand vastleggen wat de ogen zien: draai en buig met de vormen mee. Als een vlak van richting verandert, moet ook de hand van richting veranderen. Sla geen detail over. Kijk tussendoor niet op papier. Het is niet belangrijk of de vormen op de goede plaats op het papier komen. Neem de tijd voor de eerste schets (15 min) en ga daarna steeds sneller tekenen. De resultaten zijn vaak verrassend! Oefen ook met verschillende materialen of maak verschillende tekeningen over elkaar heen met verschillende kleuren.