Portret in licht van de Kunstgeschiedenis: Renaissance (2)
Portret + Renaissance
Renaissance schilderkunst
Tijdens deze periode ontstond in alle kunstvormen een hernieuwde aandacht voor de Klassieken (Renaissance betekend wedergeboorte).
Sandro Botticelli La Primavera - de Lente ca. 1478 |
Schilderkunst is een tweedimensionale kunstvorm op een
vlakke ondergrond. In de late middeleeuwen werd voor het eerst het
perspectief toegepast. De Renaissanceschilders doorbraken (rond 1300) de
heersende christelijke opvattingen om een schilderij niet levensecht te laten
lijken, maar naar de werkelijkheid te werken.
Ze deden dat door meer ruimte en diepte in de
achtergronden aan te brengen en de figuren meer realistisch af te beelden. Het gebruik van perspectief door Mantegna is voor die tijd magnifiek. Ook de anatomie van het menselijk lichaam kende hij goed. Tevens was hij in staat de moeilijke techniek van de verkorting in beeld te brengen.
Andrea Mantegna Bewening van Christus 1470 tempera |
Leonardo da Vinci De mens van Vitruvius 1490 |
De Renaissance bestrijkt wat betreft de schilderkunst het
tijdperk vanaf Giotto (1266-1337) tot aan de dood van Rafaël (1483-1520). Rafael, Michelangelo en Leonardo da Vinci zijn belangrijke kunstenaars tijdens de Italiaanse Renaissance.
Leonardo was ervan overtuigd dat de gebruikelijke manier van kennisvergaring in de 15e eeuw, weinig echte kennis bood. Om de wereld te begrijpen, deed men in deze tijd van sterke geloofsijver een beroep op de bijbel en kerkelijke tradities. Gedurende de Renaissance kwam hier verandering in. Het ideaal van de teruggetrokken en contemplatieve monnik werd vervangen door het ideaal van de wereldse en actieve mens die het leven op aarde wilde begrijpen en praktisch verbeteren. Dit is terug te zien in de schilderkunst, die vaak nog religieus van aard is maar de aandacht sterker richt op de afgebeelde figuren zelf, in plaats van op hun religieuze betekenis.
De Mona Lisa is het bekendste schilderij ter wereld. Maar ook een nogal klein schilderij, donker van kleur en op onderdelen – waaronder een wijsvinger – niet afgerond. We zien een landschap, half realistisch en half verzonnen, aan de linkerkant vreemd genoeg een stuk lager dan rechts. Een licht gesluierde, verder onbekende vrouw heeft haar rechterhand op haar linker pols gelegd en zit in een stoel. Over het schilderij hangt een merkwaardige waas, iets rokerigs. Dat was Leonardo’s nieuwe techniek van over elkaar geschilderde transparante kleuren. Veel realistischer en echter dan harde lijnen, meende hij. En het landschap vervaagt in de verte. Ook iets nieuws. De meeste schilders maakten ver gelegen objecten gewoon kleiner maar Leonardo had goed gekeken en gezien dat objecten ook vaag worden. Nog iets nieuws: de persoon op het schilderij kijkt ons aan. Ze zit naar ons toe gedraaid en haar ogen staren niet zoals gebruikelijk ergens links of rechts uit het schilderij, maar in onze ogen. Ze lacht.
Terwijl in Italië de Renaissance bloeide waren er in het noorden van Europa andere ontwikkelingen gaande. De wedergeboorte van de klassieke oudheid op religieus en kunstzinnig gebied speelde geen rol in Noord-Europa waar men andere gebruiken, rituelen en stijlen had. De traditie van de schilderkunst lag niet bij het schilderen van grote fresco’s, zoals in Italië, maar bij de miniatuurschilderkunst. De noorderlingen waren meester in het weergeven van details. De ontwikkeling van de olieverf door de Vlaamse gebroeders van Eyck zorgde voor een perfectionering van de schilderkunst in het noorden (die om zijn stofuitdrukking en gedetailleerdheid bekend stond).
Als je een gezicht wilt tekenen die je maar gedeeltelijk ziet dan begin je met het tekenen van een eivormig hoofd. Teken daarna een paar dunne hulplijntjes voor de plaats van de ogen neus en mond. Als de verhoudingen kloppen dan kun je de beginnen met het uitwerken van de details.
Aan de gezichtsuitdrukking van iemand kun je vaak al zien hoe die persoon zich voelt. De persoon die je wilt tekenen kan bijvoorbeeld boos, verdrietig of juist blij zijn. Ook de ogen zijn hierbij van heel groot belang: ogen kunnen heel veel zeggen.
Leonardo was ervan overtuigd dat de gebruikelijke manier van kennisvergaring in de 15e eeuw, weinig echte kennis bood. Om de wereld te begrijpen, deed men in deze tijd van sterke geloofsijver een beroep op de bijbel en kerkelijke tradities. Gedurende de Renaissance kwam hier verandering in. Het ideaal van de teruggetrokken en contemplatieve monnik werd vervangen door het ideaal van de wereldse en actieve mens die het leven op aarde wilde begrijpen en praktisch verbeteren. Dit is terug te zien in de schilderkunst, die vaak nog religieus van aard is maar de aandacht sterker richt op de afgebeelde figuren zelf, in plaats van op hun religieuze betekenis.
Titaan Venus van Urbino 1538 |
Leonardo da Vinci Mona Lisa ca. 1515 |
Da Vinci's Mona Lisa
De Mona Lisa is het bekendste schilderij ter wereld. Maar ook een nogal klein schilderij, donker van kleur en op onderdelen – waaronder een wijsvinger – niet afgerond. We zien een landschap, half realistisch en half verzonnen, aan de linkerkant vreemd genoeg een stuk lager dan rechts. Een licht gesluierde, verder onbekende vrouw heeft haar rechterhand op haar linker pols gelegd en zit in een stoel. Over het schilderij hangt een merkwaardige waas, iets rokerigs. Dat was Leonardo’s nieuwe techniek van over elkaar geschilderde transparante kleuren. Veel realistischer en echter dan harde lijnen, meende hij. En het landschap vervaagt in de verte. Ook iets nieuws. De meeste schilders maakten ver gelegen objecten gewoon kleiner maar Leonardo had goed gekeken en gezien dat objecten ook vaag worden. Nog iets nieuws: de persoon op het schilderij kijkt ons aan. Ze zit naar ons toe gedraaid en haar ogen staren niet zoals gebruikelijk ergens links of rechts uit het schilderij, maar in onze ogen. Ze lacht.
De noorderlingen
Terwijl in Italië de Renaissance bloeide waren er in het noorden van Europa andere ontwikkelingen gaande. De wedergeboorte van de klassieke oudheid op religieus en kunstzinnig gebied speelde geen rol in Noord-Europa waar men andere gebruiken, rituelen en stijlen had. De traditie van de schilderkunst lag niet bij het schilderen van grote fresco’s, zoals in Italië, maar bij de miniatuurschilderkunst. De noorderlingen waren meester in het weergeven van details. De ontwikkeling van de olieverf door de Vlaamse gebroeders van Eyck zorgde voor een perfectionering van de schilderkunst in het noorden (die om zijn stofuitdrukking en gedetailleerdheid bekend stond).
Net zoals de Italianen, die goed op de hoogte waren van
het weergeven van de realiteit, was er een soort kruisbestuiving tussen de
stijl van Italië en die van het noorden. De noorderlingen waren goed op de
hoogte van het in Italië ontwikkelde perspectief.
De uitvinding van de boekdrukkunst (1450) zorgde ervoor
dat het werk van kunstenaars uit het noorden en zuiden in heel Europa bekend
was. Houtsnede en kopergravure zijn nieuwe technieken en naast de boekdrukkunst
is er het verder uitwerken van het lineair perspectief. Luther en Calvijn zijn erg invloedrijk met hun ideeën Zo
ontstaat de reformatie. Zij zorgen ervoor dat er een scheiding in de kerk
ontstaat: katholieken versus protestanten. Voor de kunstenaars heeft deze
ontwikkeling grote gevolgen.
Omdat volgens Calvijn het Woord van God het belangrijkste
is en het beeld (schilderijen en beelden)slechts voor afleiding zorgt, kregen
kunstenaars geen opdrachten meer. Deze ideeën leiden in Nederland in 1566 tot de
Beeldenstorm, waarin heel veel kerkelijke kunstwerken vernield worden.
Nederland wordt steeds meer een protestants land. Veel kunstenaars kiezen
noodgedwongen een ander beroep. Ook emigreren sommige kunstenaars naar andere landen
(bijvoorbeeld Engeland, zoals Hans Holbein). Landen waar wel behoefte is aan
goede kunstenaars. Dit wil niet zeggen dat er helemaal niet meer geschilderd
wordt in de Lage Landen. Feit is wel dat kunstenaars hun grote opdrachtgever kwijt
zijn: de Katholieke kerk.
Opzet portret
Als je een gezicht wilt tekenen die je maar gedeeltelijk ziet dan begin je met het tekenen van een eivormig hoofd. Teken daarna een paar dunne hulplijntjes voor de plaats van de ogen neus en mond. Als de verhoudingen kloppen dan kun je de beginnen met het uitwerken van de details.
Aan de gezichtsuitdrukking van iemand kun je vaak al zien hoe die persoon zich voelt. De persoon die je wilt tekenen kan bijvoorbeeld boos, verdrietig of juist blij zijn. Ook de ogen zijn hierbij van heel groot belang: ogen kunnen heel veel zeggen.
- Het gezicht is een ei vorm. De ogen op de midden schetslijn (van voren)
- De wenkbrauwlijn zit boven de ogen. Daarmee bepaal je de bovenkant v. h. oor
- De oren zitten achter de lijn die naar de kaak loopt. Onderkant oor zit op neuslijn
- Houd het perspectief in de gaten
- Plaats onderdelen zoals oogleden, neus, mond en kin ruimtelijk als halve ovalen
- De schuine hals spier ontspringt van achter het oor
- Let op de grote schaduwvlakken, kernschaduwen, reflecties en slagschaduwen
- Wissel van boven naar beneden licht en donker af
- Zorg voor een reflecties onder de neus, de kin en bij de kaaklijn
- Het oog is gevormd om de oogbol, traanbuizen op hoogte van de neusvleugels
Bij portrettekenen zijn verhoudingen ontzettend belangrijk. Omdat de meeste mensen van nature de gave hebben om goed patronen te kunnen herkennen is het tekenen van een realistisch portret vaak geen eenvoudige opgave. Soms kunnen zelfs zeer kleine foutjes in de verhoudingen ervoor zorgen dat het portret niet overeenkomt met de werkelijkheid. Zorg eerst dat de vorm van het hoofd goed is, plaats daarna wat hulplijnen om de verhoudingen kloppend te krijgen. Vaak is het handig om de oren en ogen als referentiepunten te gebruiken. Plaats de hoge lichten aan de bovenkant van de volumes.
|
|||||