Breng een wandeling in kaart
boomtekens |
de Witte kolk |
Boomteken |
Ine de Laak
Filosofie BDKV 6
Oktober 2012
Filosofie BDKV 6
Oktober 2012
Het maken van kunst onder de loep
Koken en kleuren van textiel |
Het creatieve proces bij jezelf bevragen riep bij
mij de vraag op of ik een scheiding moest aan brengen in het 2D of 3D werken.
Het maken van beelden of objecten vraagt bij mij een veel langere tijd en
onderzoeksfase, dan bij het schilderen-grafisch werken. Tenminste, dat denk ik
nu. Het bevragen van de Apolonische en Dionysische gemoedstoestand bij
het scheppingsproces bij jezelf is niet makkelijk. De inspiratie voor een aantal
thematische werken komt uit een bos waarin zich de ‘witte’ en ‘zwarte’ kolk
bevinden. In het voorjaar van 2011
heb ik er foto's gemaakt van de spiegelingen in het water en de boomkruinen.
Dit resulteerden in een serie aquarellen en grafiek. Een gevonden stukje
boomschors, wat ik meenam op een van mijn wandelingen, droeg bij aan het
ontstaan van een serie objecten met de titel 'windvogels'. De rand van dit
bosgebied dreigt gekapt te gaan worden voor de rondweg: reden voor het ontstaan
van een tweeluik in acryl (2012). Hierop zijn de boomkruinen weergegeven op en in
de hoofden-hersenen van de beleidsmakers-beslissers. Nu ben ik weer in dit
gebied aan het werk. De 'opdracht' is om een wandeling in beeld te brengen.
Onderzoekend en aftastend ben ik zowel plat en ruimtelijk bezig.
In september heb ik me verdiept in de ecologische manier van textielverven. Met behulp van plantendelen en bessen uit het bos heb ik thuis geprobeerd textiel te kleuren. Een oud, wit katoenen laken scheurde ik aanvankelijk in stroken van 30 cm. De textiel bond ik in met draad (frommelen, vouwen en oprollen etc). In een oude emaille grijs-wit gewolkte pan is alles gekookt. De resultaten waren verrassend en inspireerden me weer tot volgende stappen. In sommige verfvlekken waren patronen ontstaan die zich herhaalden. Om dit te accentueren heb ik de naaimachine ingezet. Al werkend bedacht ik het overkoepelende accent van dit project van mij en deze inspirerende plek. Middels het hier en nu, wilde ik het verleden van de Witte en Zwarte kolk in beeld brengen. Om de zintuigen te prikkelen nam ik stukjes 'bos' mee. De kleur, geur en vorm zouden bij de beschouwers de voorstelling van het bos oproepen. De vindplek noteerde ik op een gedetailleerde kaart van dit gebied. De volgende stap die ik bedacht was om rondom de kolken op zoek te gaan naar tekens uit de voorbijgegane tijd en ik besloot om rubbings te gaan maken. De stroken textiel werden gehalveerd en nog verder tot zo'n zeven centimeter breedte. Gewapend met vetkrijt en grafiet speurde ik rond en kwam bij boomstammen uit. Op boomstammen staan vaak tekens uit eerdere tijden: initialen, data en symbolen waarvan het hartje natuurlijk een vast gegeven is. Het experiment kon beginnen: diverse rubbings ontstonden. Van een aantal gevonden stukken boomschors en stam maakte ik afdrukken op textiel.
De vindplek, de boom noteerde ik wederom op de kaart. Het werd nu tijd om ook plastische dingen te gaan verzamelen: ik wilde op zoek gaan naar menselijke resten. Dit ontstond door de verhalen van de ‘witte wieven’ die rondom de kolken rondhingen. Menselijke resten zou ik natuurlijk niet gaan vinden, maar de natuur, het bos had me al zoveel gegeven dat ik dit zou vinden in natuurlijk materiaal. Op een vroege zondagmorgen stuitte ik bij de zwarte kolk op een halfvergane, halfverteerde omgewaaide boom. Het wortelgestel stak naast het smalle kronkelpad omhoog en deed mij denken aan het organenstelsel in het menselijk lichaam. Om me heen spiedend, de Boa (jachtopziener) moest me niet zien, brak ik delen af. Op andere wandelingen speurde ik naar gebroken, afgewaaide takken die ik wellicht zou kunnen gebruiken. In gedachten zag ik het ‘boslijk’ al verschijnen. De combinatie van deze beelden en vondsten met mummies, oude windsels en verbonden wonden bracht het geheel terug bij textiel. Het kringetje was rond.
In september heb ik me verdiept in de ecologische manier van textielverven. Met behulp van plantendelen en bessen uit het bos heb ik thuis geprobeerd textiel te kleuren. Een oud, wit katoenen laken scheurde ik aanvankelijk in stroken van 30 cm. De textiel bond ik in met draad (frommelen, vouwen en oprollen etc). In een oude emaille grijs-wit gewolkte pan is alles gekookt. De resultaten waren verrassend en inspireerden me weer tot volgende stappen. In sommige verfvlekken waren patronen ontstaan die zich herhaalden. Om dit te accentueren heb ik de naaimachine ingezet. Al werkend bedacht ik het overkoepelende accent van dit project van mij en deze inspirerende plek. Middels het hier en nu, wilde ik het verleden van de Witte en Zwarte kolk in beeld brengen. Om de zintuigen te prikkelen nam ik stukjes 'bos' mee. De kleur, geur en vorm zouden bij de beschouwers de voorstelling van het bos oproepen. De vindplek noteerde ik op een gedetailleerde kaart van dit gebied. De volgende stap die ik bedacht was om rondom de kolken op zoek te gaan naar tekens uit de voorbijgegane tijd en ik besloot om rubbings te gaan maken. De stroken textiel werden gehalveerd en nog verder tot zo'n zeven centimeter breedte. Gewapend met vetkrijt en grafiet speurde ik rond en kwam bij boomstammen uit. Op boomstammen staan vaak tekens uit eerdere tijden: initialen, data en symbolen waarvan het hartje natuurlijk een vast gegeven is. Het experiment kon beginnen: diverse rubbings ontstonden. Van een aantal gevonden stukken boomschors en stam maakte ik afdrukken op textiel.
De vindplek, de boom noteerde ik wederom op de kaart. Het werd nu tijd om ook plastische dingen te gaan verzamelen: ik wilde op zoek gaan naar menselijke resten. Dit ontstond door de verhalen van de ‘witte wieven’ die rondom de kolken rondhingen. Menselijke resten zou ik natuurlijk niet gaan vinden, maar de natuur, het bos had me al zoveel gegeven dat ik dit zou vinden in natuurlijk materiaal. Op een vroege zondagmorgen stuitte ik bij de zwarte kolk op een halfvergane, halfverteerde omgewaaide boom. Het wortelgestel stak naast het smalle kronkelpad omhoog en deed mij denken aan het organenstelsel in het menselijk lichaam. Om me heen spiedend, de Boa (jachtopziener) moest me niet zien, brak ik delen af. Op andere wandelingen speurde ik naar gebroken, afgewaaide takken die ik wellicht zou kunnen gebruiken. In gedachten zag ik het ‘boslijk’ al verschijnen. De combinatie van deze beelden en vondsten met mummies, oude windsels en verbonden wonden bracht het geheel terug bij textiel. Het kringetje was rond.
Constructie hand 2012 |
Het inpakken met textiel, het nummeren van
stukken 'mens', het rangschikken van de verschillende onderdelen
en de ondersteuning met rubbings zouden de componenten voor de procesafsluiting worden. Het totaalplaatje moet een sfeerbeeld oproepen van een plek die al menigeen tot fantasie had aangezet. De witte wieven hadden mij, als doorgaans nuchtere achterhoeker, toch tot inspiratie en een scheppende activiteit bewogen. Maar ik moest nog veel uitvoeren. Met kale takken van de den of spar kon ik een hand bestaande uit botjes reconstrueren. Textiel moest oud uitzien en versleten gemaakt worden. Hoe alles te combineren, construeren, en, het belangrijkst van alles, het gevoel overbrengen. Het mocht geen reconstructie van een detective worden en ook geen gosthuntergedoe.
Er ging geen wandeling voorbij of ik dacht er over na en speurde nog naar andere tekens. Als ik wakker lag in bed, dwaalde mijn gedachten af naar de witte wieven en mijn ‘boslijk’. Ik wilde het vooral met respect benaderen, onwillekeurig een stille ode brengen aan de boswieven, waarvan ik er zelf misschien wel een ben. Toeval of niet, het griezelige, mystieke moet in een goede vorm gepresenteerd worden. (word vervolgd)
en de ondersteuning met rubbings zouden de componenten voor de procesafsluiting worden. Het totaalplaatje moet een sfeerbeeld oproepen van een plek die al menigeen tot fantasie had aangezet. De witte wieven hadden mij, als doorgaans nuchtere achterhoeker, toch tot inspiratie en een scheppende activiteit bewogen. Maar ik moest nog veel uitvoeren. Met kale takken van de den of spar kon ik een hand bestaande uit botjes reconstrueren. Textiel moest oud uitzien en versleten gemaakt worden. Hoe alles te combineren, construeren, en, het belangrijkst van alles, het gevoel overbrengen. Het mocht geen reconstructie van een detective worden en ook geen gosthuntergedoe.
Er ging geen wandeling voorbij of ik dacht er over na en speurde nog naar andere tekens. Als ik wakker lag in bed, dwaalde mijn gedachten af naar de witte wieven en mijn ‘boslijk’. Ik wilde het vooral met respect benaderen, onwillekeurig een stille ode brengen aan de boswieven, waarvan ik er zelf misschien wel een ben. Toeval of niet, het griezelige, mystieke moet in een goede vorm gepresenteerd worden. (word vervolgd)
Filosofisch
beschouwd
Vaak
als ik door het bos dwaal, ga ik terug naar mijn jeugd en denk aan mijn vader.
Maar ik kan me ook verliezen in de fantasie en het verre onbekende verleden van
een bepaalde plek op me in laten werken. In dit hele proces ben ik uiteindelijk
op zoek naar de mystieke sfeer van een bepaalde locatie, het 'Ding an sich'?
In ieder geval wil ik zeker mijn objecten een bovennatuurlijke, onzekere sfeer meegeven. Deze sfeer is af en
toe te zien en te voelen in het bos. De nevels in het vroege voorjaar, de mist in de herfst en vast ook bij onweer: donder en bliksem en wat vreemde geluiden erbij jagen menigeen vast al de stuipen op het lijf. Maar de zon die er doorheen kan schijnen geeft tegelijkertijd deze plek iets ongelooflijks romantisch. Volgens Kant kun je van het Ding an sich niks weten, maar alleen gevoelsmatig denken te begrijpen. Datgene wat achter de verschijning ligt noemt Kant het ‘noumenon’ [1]. Het Ding an sich is hier niet tastbaar als een object, maar een ontastbaar idee. Een bovenzintuiglijke ervaring, verhaal, overlevering of misschien wel een volkssage in mijn hoofd. En als ik het toelaat, als ik me overlever wordt ik er door gegrepen. En dit wil ik overbrengen. Eigenlijk maak ik voortdurend plannetjes die ik uitvoer en zonodig bijstel. Dit zou je een apollinische werkwijze kunnen noemen. Tijdens het wandelen en overdenken zoals hierboven beschreven, zou je denken dat ik ook bereken te werk ga. Ik ervaar dit als inspirerende prikkels en dit refereert dan weer aan het dionysische. Dit motiveert mij om aan de slag te gaan.
In ieder geval wil ik zeker mijn objecten een bovennatuurlijke, onzekere sfeer meegeven. Deze sfeer is af en
toe te zien en te voelen in het bos. De nevels in het vroege voorjaar, de mist in de herfst en vast ook bij onweer: donder en bliksem en wat vreemde geluiden erbij jagen menigeen vast al de stuipen op het lijf. Maar de zon die er doorheen kan schijnen geeft tegelijkertijd deze plek iets ongelooflijks romantisch. Volgens Kant kun je van het Ding an sich niks weten, maar alleen gevoelsmatig denken te begrijpen. Datgene wat achter de verschijning ligt noemt Kant het ‘noumenon’ [1]. Het Ding an sich is hier niet tastbaar als een object, maar een ontastbaar idee. Een bovenzintuiglijke ervaring, verhaal, overlevering of misschien wel een volkssage in mijn hoofd. En als ik het toelaat, als ik me overlever wordt ik er door gegrepen. En dit wil ik overbrengen. Eigenlijk maak ik voortdurend plannetjes die ik uitvoer en zonodig bijstel. Dit zou je een apollinische werkwijze kunnen noemen. Tijdens het wandelen en overdenken zoals hierboven beschreven, zou je denken dat ik ook bereken te werk ga. Ik ervaar dit als inspirerende prikkels en dit refereert dan weer aan het dionysische. Dit motiveert mij om aan de slag te gaan.
Het
hierboven beschreven gebeuren is een ontwerpproces van een serie objecten. Een
toevallige vondst in het bos zette me aan het denken. Dit heeft te maken met
een scheppende kracht in mijn systeem. Dit is er altijd, in kleine dingetjes
die ik zie en dan meeneem of fotografeer. Bijna alles komt wel weer van pas. Ik
grijp tegenwoordig ook vaak terug op mijn eigen beeldend werk zodat er een
breder geheel in gaat ontstaan. Sommige aspecten van het werken, de link met
natuurlijke materialen, mensen en portretten is vaak aanwezig. Het hoort bij
mij. Hetgeen ontstaat is niet per definitie mooi werk. Het zet aan tot
nadenken, vervreemd en is niet altijd direct te begrijpen.
Onderzoeksfase
Het
begint met denken en globaal een onderzoekstraject uit zetten. Na het denken ga
ik verzamelen en me verdiepen in kunstenaars die ook met het thema bezig zijn
geweest of die met dezelfde materialen of beeldtaal werken. Geleidelijk aan
maak ik wat probeersels en experimenteer dan veel. Hierbij let ik goed op om
ervaringen bij te stellen of vondsten en ontdekkingen te onthouden voor het
verdere werken. Hierbij fotografeer ik regelmatig en noteer steeds vaker
herinneringen, teksten of delen hiervan.
Kunst bij mij is een scheppend proces waar bij
zowel verstand, kennis en emotie, stemming elkaar afwisselen. Het idee is
aanvankelijk nog niet uitgekristalliseerd. Ik geef mezelf de opdracht om aan de
slag te gaan. In de eerste fase van een serie werk ga ik vaak heel planmatig te
werk om te verzamelen en te experimenteren.
Dit is apollinisch, je overdenkt en maakt keuzes voor het volgende traject. Toch zijn hierin ook wel dionysische aspecten: sommige vondsten en schetsen maken je enthousiast en monden uit in een soort roes om meer te maken of te zoeken en ik vergeet dan gemakkelijk de tijd bijvoorbeeld. Het zijn ook geen toevallige vondsten die ik doe: mijn oog heeft een opdracht en kijkt en vergelijkt. Ik maak hierin hele bewuste keuzes: apollinisch beredeneerd. En die keuzes zijn gebaseerd op het gevoel: dionysisch van aard. Ik moet me in deze fase nog
niet laten leiden door de uiteindelijke vorm of idee. Het onderzoek en experiment heeft de voorrang.
Deze fase kan ik zelf bij het 3D werken goed zelf uitbuiten. In het 2D gebied ben ik hier sneller mee klaar.
Dit is apollinisch, je overdenkt en maakt keuzes voor het volgende traject. Toch zijn hierin ook wel dionysische aspecten: sommige vondsten en schetsen maken je enthousiast en monden uit in een soort roes om meer te maken of te zoeken en ik vergeet dan gemakkelijk de tijd bijvoorbeeld. Het zijn ook geen toevallige vondsten die ik doe: mijn oog heeft een opdracht en kijkt en vergelijkt. Ik maak hierin hele bewuste keuzes: apollinisch beredeneerd. En die keuzes zijn gebaseerd op het gevoel: dionysisch van aard. Ik moet me in deze fase nog
niet laten leiden door de uiteindelijke vorm of idee. Het onderzoek en experiment heeft de voorrang.
Deze fase kan ik zelf bij het 3D werken goed zelf uitbuiten. In het 2D gebied ben ik hier sneller mee klaar.
Eindfase
Bij
het werken ben ik graag alleen thuis zodat ik ongehinderd kan werken. Koffie,
muziek, mooi weer, en geen druk van tijd of werk voelen. Een paar uur tijd moet
er zijn, een uur is soms te kort om goed aan het werk te kunnen. Eenmaal bezig
werk ik gestaag door en gun me niet vaak een pauze. Koffie wordt gezet,
meegenomen en staat dan koud te worden. Muziek is soms een aanleiding om te
gaan schilderen, maar eenmaal bezig, eindigt ook de cd en wordt niet meer
aangezet. Of dezelfde cd draait aan een stuk door. Soms is het maar goed dat er
weer een andere taak roept... De functie van al deze rituelen is duidelijk: ik
creëer een optimale sfeer om me goed te concentreren. Het liefst wil ik niet
gestoord worden.
Bij
het maken van objecten moet ik eerst veel materiaal om me heen verzameld hebben
in de werkplaats of in
de tuin. Ook bij het schilderen heeft er eerst een proces van zoeken, schetsen en vergelijken plaatsgevonden.
Dit gebeurt meestal tussen de bedrijven door en is onderdeel van het programma thuis, de opleiding en diverse banen. Hoewel het doordacht klinkt, zijn er veel keuzes in het maakproces waarin ik me laat leiden door het gevoel. Je emotie bepaald hoe je werkt. Tussen het werken door maak ik bewust ruimte om afstand te nemen. Dan schakel ik het gevoel uit en bekijk ik of het aan de opdracht van derden en mezelf voldoet. Hierbij speelt de vorm en ook de mimesis een grotere rol. Het lijstje met punten wordt nagelopen: voldoet het aan de eisen. Hoewel ik zelf als persoon -subject- van het beeldend proces een goed gevoel krijg, zijn er vooral in de eindfase van het object, beheersende en meer apollinische factoren die meespelen. Dit is van belang omdat ik het werk
ga presenteren en dan een gevoel of gedachte over wil brengen aan de beschouwer. Mooi of niet mooi, voor mezelf moet het wel aan eisen voldoen. Als die eisen voor mezelf niet uit de verf (of object!) komen ervaart
de beschouwer het vast en zeker ook niet.
de tuin. Ook bij het schilderen heeft er eerst een proces van zoeken, schetsen en vergelijken plaatsgevonden.
Dit gebeurt meestal tussen de bedrijven door en is onderdeel van het programma thuis, de opleiding en diverse banen. Hoewel het doordacht klinkt, zijn er veel keuzes in het maakproces waarin ik me laat leiden door het gevoel. Je emotie bepaald hoe je werkt. Tussen het werken door maak ik bewust ruimte om afstand te nemen. Dan schakel ik het gevoel uit en bekijk ik of het aan de opdracht van derden en mezelf voldoet. Hierbij speelt de vorm en ook de mimesis een grotere rol. Het lijstje met punten wordt nagelopen: voldoet het aan de eisen. Hoewel ik zelf als persoon -subject- van het beeldend proces een goed gevoel krijg, zijn er vooral in de eindfase van het object, beheersende en meer apollinische factoren die meespelen. Dit is van belang omdat ik het werk
ga presenteren en dan een gevoel of gedachte over wil brengen aan de beschouwer. Mooi of niet mooi, voor mezelf moet het wel aan eisen voldoen. Als die eisen voor mezelf niet uit de verf (of object!) komen ervaart
de beschouwer het vast en zeker ook niet.
Voor mezelf is de CC theorie minder van
toepassing. Conceptmatig werken is vooral op het 3D terrein bij mij van
toepassing. Een zeker inleven herken ik daarentegen wel bij mezelf. De fysieke
vorm hoeft niet noodzakelijker wijs herkenbaar te zijn, maar moet wel voldoen
aan de opdracht om een betrokkenheid over te brengen de stukjes ‘bos’ die ik
meeneem voor de beschouwer). En hoe minder verhalend, meer naar de kern toe,
hoe krachtiger de kunst van mij wordt. Ik streef erna steeds meer weg te laten.
Maar het moet wel uit mij hoofd en handen komen, anders kan het kunstwerk niet
communiceren met de beschouwer. Tijdens het scheppingsproces van kunst, gebruik
je ook technieken en materialen waarmee al werkend je concept een uiterlijke
vorm krijgt.
In dit proces kun je ertoe komen om je plan aan te passen. Je maakt keuzes om het idee sterker te maken. Als de kunstenaar het kunstwerk ‘overslaat’, en de beschouwer alleen het kunstwerk herschept in zijn gedachte zoals de kunstenaar het bedoeld heeft, doe je de uiting, het kunstwerk onrecht aan. Juist het kunstproduct is tastbaar en maakt dat je er bijvoorbeeld met meerden van kunt genieten.
Deze theorie maakt het ook moeilijker om met meerderen aan kunst te werken of er over te praten. Iedereen die een boek of schilderij leest, gaat die beelden razendsnel structureren zoals Kant ons leerde. Iedereen ervaart het anders. Hoe moet je dat doen met een herbeleving? En hoe gaat het met muziek/dans/drama/literatuur als beeldend expressiemiddel? Een componist kan dan misschien in gedachte wel een stuk horen, maar hoe moet een beschouwer deze muziek tot zich krijgen?? Je kunt bij de CC theorie niet staven of je hetzelfde denkt, voelt als hetgeen de kunstenaar bedoelt heeft. Over het werk van Karel Appel, of andere Cobra werken, werd vaak gezegd: “dat kan een kind ook”. Over de CC theorie denk ik dan als conclusie dat iedereen over bijvoorbeeld ‘de Nachtwacht’ of ‘de Monalisa’ zal zeggen: “Dat kan ik ook, (maar dan in gedachten!)”.
In dit proces kun je ertoe komen om je plan aan te passen. Je maakt keuzes om het idee sterker te maken. Als de kunstenaar het kunstwerk ‘overslaat’, en de beschouwer alleen het kunstwerk herschept in zijn gedachte zoals de kunstenaar het bedoeld heeft, doe je de uiting, het kunstwerk onrecht aan. Juist het kunstproduct is tastbaar en maakt dat je er bijvoorbeeld met meerden van kunt genieten.
Deze theorie maakt het ook moeilijker om met meerderen aan kunst te werken of er over te praten. Iedereen die een boek of schilderij leest, gaat die beelden razendsnel structureren zoals Kant ons leerde. Iedereen ervaart het anders. Hoe moet je dat doen met een herbeleving? En hoe gaat het met muziek/dans/drama/literatuur als beeldend expressiemiddel? Een componist kan dan misschien in gedachte wel een stuk horen, maar hoe moet een beschouwer deze muziek tot zich krijgen?? Je kunt bij de CC theorie niet staven of je hetzelfde denkt, voelt als hetgeen de kunstenaar bedoelt heeft. Over het werk van Karel Appel, of andere Cobra werken, werd vaak gezegd: “dat kan een kind ook”. Over de CC theorie denk ik dan als conclusie dat iedereen over bijvoorbeeld ‘de Nachtwacht’ of ‘de Monalisa’ zal zeggen: “Dat kan ik ook, (maar dan in gedachten!)”.
Door
het maken beelden en het exposeren wil ik anderen laten weten hoe ik er over
denk en het liefst dat de beschouwer er ook over na denkt. Hierin herken ik wel
wat van de ideeën van Tolstoi. Het engagement in de kunst dat na Tolstoi’s
leven (1828-1910) pas tot bloei kwam, heeft ook vast hier zijn oorsprong
gevonden. Als regimes de kunst aangrijpen om het volk te indoctrineren, is dat
natuurlijk geen goed idee. Nog afgezien van of het goede of mindere goede kunst
is. Het communicatieve, educatieve element in de kunst is te waarderen. Kunst
leert ons waarnemen en heeft een eigen vorm van kennisinzicht. Kunst leert ons
goed denken: creatief, associatief denken. Via de oude kunst worden we
geconfronteerd met het verleden. De nieuwe kunst houdt ons een spiegel voor.
Vervolg
Ter
afsluiting heb ik nogmaals een aantal rubbings gemaakt van liefdestekens
(hartjes- initialen) en heb deze in was gedompeld. Deze stukken textiel heb ik
‘gewaxt’ aan een passend stuk hout of schors om het een terugkoppeling met de
oorsprong en het bos (‘de wandeling) te geven.
Bij
de presentatie wil ik graag van elk deel uit dit proces wat laten zien. De
nadruk kwam te liggen op de stukken die veel zeggingskracht hadden, zonder te
veel uit te leggen. De ‘grafische’ afdrukken van stukken schors bleken achteraf
wel mooi, maar niet mysterieus en krachtig genoeg. Vage afdrukken op repen stof
gebruikte
ik als een soort wapperende sluier of hing ik met tegenlicht op. Hierdoor scheen de afbeelding wat beter door, maar werd nog steeds niet concreet. Ik wil een gedicht of stuk tekst voordragen over de sfeer in een mysterieus bos en kwam het boek “de geschiedenis van de lelijkheid’ (Umberto Eco, 2007) op het spoor. Hierin vond ik een gedicht over de laatste dagen van Michelangelo. Hierbij de muziek van Hector Berlioz, Dies Irae (The Shining Theme). Droevig, zwaar en vol spanning. De beschouwers geef ik een zakje met geurende kruiden en vraag ze de ogen te sluiten om de muziek, geur, gedicht en de beelden samen te laten komen.
ik als een soort wapperende sluier of hing ik met tegenlicht op. Hierdoor scheen de afbeelding wat beter door, maar werd nog steeds niet concreet. Ik wil een gedicht of stuk tekst voordragen over de sfeer in een mysterieus bos en kwam het boek “de geschiedenis van de lelijkheid’ (Umberto Eco, 2007) op het spoor. Hierin vond ik een gedicht over de laatste dagen van Michelangelo. Hierbij de muziek van Hector Berlioz, Dies Irae (The Shining Theme). Droevig, zwaar en vol spanning. De beschouwers geef ik een zakje met geurende kruiden en vraag ze de ogen te sluiten om de muziek, geur, gedicht en de beelden samen te laten komen.